Op 11 april 1853 kwamen in het huis van de Douairière de la Bassecour Caan-van der Heim aan de Lange Vijverberg in Den Haag vijf oud-studenten van de Leidse Universiteit bijeen. Het was niet alleen uit een zeker schuldgevoel, maar ook uit bezorgdheid over de gezondheidstoestand van de Haagse bevolking, dat Van der Heim met enkele van zijn vroegere studievrienden had afgesproken. Terwijl elders in het land de sterfte ten gevolge van cholera, typhus en andere besmettelijke ziekten daalde, nam in deze in Den Haag, ondanks de gunstige ligging aan de kust, sterk toe.
De belangstelling was bij hen ontstaan bij een bezoek in 1851 aan de wereldtentoonstelling in Londen, waar voor het eerst arbeiderswoningen werden getoond die betaalbaar waren en een goed alternatief leken voor de onhygiënische krotten, waarin de arbeidende klasse toen woonde. De woonomstandigheden waren vooral in de achterbuurten, waar veel arbeidersgezinnen noodgedwongen woonden, erbarmelijk. “Onze ambachtslieden wonen samengepakt in achterbuurten, in woningen waar de zon zelden doorbreekt, waar gebrek aan lucht en licht en vooral aan goede uitloozing van riolen en putten uitwasemingen doen ontstaan, die de vreemdeling doet walgen, zoo hij zich in de stegen en sloppen van onze stad waagt. En voor zulke kamers wordt meestal eene huur gevorderd, die den eigenaar een inkomen van 16 tot 18 procent verzekert”, aldus Van der Heim.
Men wilde zich door oprichting van een Vereeniging tot bevordering van sociale woningbouw, inzetten voor de verbetering van de woontoestanden van arbeidersgezinnen. Een aantal beginselen werd overeengekomen. De woningen zouden voor arbeiders zijn en niet voor bedeelden en armen. Ook zou er streng toezicht zijn op de ‘zedelijkheid’ van de huurders en gestreefd zou worden naar een billijke, sociaal verantwoorde huurprijs. Eind oktober 1853 werd een circulaire gestuurd aan 180 ‘ervaren en invloedrijke personen’. Op 28 november van dat jaar werd een commissie benoemd onder voorzitterschap van Van der Heim met als opdracht een reglement op te stellen. Nadat het reglement op 28 februari 1854 gereed was, werd op 1 maart 1854 de oprichtingsakte van de ‘Vereeniging tot verbetering der woningen van de arbeidende klasse te ‘s-Gravenhage’ bij notaris Bervoets gepasseerd. In de eerste algemene ledenvergadering op 6 maart 1854 kozen de leden een bestuur bestaande uit ir. J.P. Delprat als voorzitter van de Vereeniging. Jhr. Mr.H.J. van der Heim, die geen voorzitter wenste te worden, werd benoemd tot secretaris en Jhr. Mr. H.G.C.L. Janssens tot penningmeester. In diezelfde vergadering besloot men Z.M. Koning Willem III eerbiedig te verzoeken het beschermheerschap over de Vereeniging te willen aanvaarden, waarin Z.M. toestemde. Van Z.K.H. Prins Frederik ontving de Vereeniging een gift.
Hem werd het erelidmaatschap aangeboden. Bij de oprichting had de Vereeniging 78 leden. Het startkapitaal was fl. 36.500,–.
Mocht u meer willen weten over de boeiende historie van de Vereniging, dan kunt u contact opnemen met het bureau. Telefoon 070 3245571, e-mail info@hv1854.nl
Eerste bouwproject, Schuddegeest
Na de oprichting werd de gemeente Den Haag ingelicht over de komst van de nieuwe Vereeniging. De Gemeente verstrekte een opgave van de ‘plaatselijke Geneeskundige Commissie’ van buurten welke het meest, uit het oogpunt van de gezondheidstoestand, verbetering behoefden en streken die het meest geschikt schenen tot ‘aanbouwing’.
Het bestuur moest een belangrijke beslissing nemen: overgaan tot nieuwbouw of bestaande woningen verbeteren. Verbeteren van woningen bleek onmogelijk zonder verruiming en dus het verminderen van het aantal woningen, wat de huurprijs te veel zou opdrijven. Op deze manier zou de Vereeniging haar doel voorbijstreven.
Nieuwbouw vereiste grond. Deze was duur of qua ligging ongeschikt. Toch lukte het de Vereeniging, dankzij de vasthoudendheid van onderhandelaar en bestuurslid Jhr. Mr. C.A.J. Beelaerts van Blokland, om bouwgrond te verwerven. Groentekweker Meershoek was bereid een strook grond van 150 ellen lang en 20 ellen breed (een el is ca. 69 cm), voor 80 cent per vierkante meter te verkopen. Het terrein lag ten noorden van de Laan van Schuddegeest (de huidige Javastraat). Volgens het verslag van de ‘Geneeskundige Commissie’ lag het perceel in de gezondste streek van Den Haag en in het uitbreidingsgebied van Den Haag. De verstedelijking was in die tijd net op gang gekomen. Interessant is dat een van de eerste huurders het complex verliet, omdat het te ver van de stad bleek te zijn!
Hofje Schuddegeest
Nadat het uiteindelijke bouwplan van architect Elie Saraber was goedgekeurd, kreeg aannemer P. Bodaan de opdracht om 18 woningen te realiseren voor een aanneemsom van fl 15.447. Op 13 maart 1855 werd de eerste serie van 18 woningen opgeleverd. In 1855 en in 1856 volgde een uitbreiding met nog eens 18 en 20 woningen. Dit illustreert de voortvarendheid waarmee het toenmalige bestuur te werk ging.
De belangstelling voor de nieuwe woningen was groot. Voor de eerste 18 woningen meldden 30 gezinnen zich aan. Het bestuur kon hieruit gemakkelijk een geschikte groep huurders selecteren. Het was blijkbaar gelukt doelmatige woningen en billijke huren te verenigen. Om dit nog eens te bekrachtigen werd de bepaling ingesteld, dat wie het gehele jaar zonder verzuim zijn huur betaalde, ‘zich de laatste week van het jaar zou zien kwijtgescholden’.
Groei van het aantal woningen van de Vereniging